Zelfregulering in de Nederlandse franchisepraktijk
Zelfregulering in onze "franchisebranche" werkt nu niet, zo blijkt.
De Nederlandse franchisepraktijk blijft in omvang en betekenis toenemen. Deze positieve ontwikkeling heeft een keerzijde, omdat misstanden met deze succesvolle ondernemers-tool nog te vaak voorkomen.
Zelfregulering van de “franchisebranche” schiet in ons land te kort.
Over de geconstateerde misstanden bij enkele franchiseketens (in de pers) kan ik twee dingen zeggen:
1. Misstanden komen voor bij een minderheid van de franchiseketens.
2. Bij de meerderheid van de franchiseketens strekt de exploitatiewijze van de franchiseformule tot voordeel van franchisegever en franchisenemers en is de franchisesamenwerking naar behoren geregeld. Maar ook bij de meerderheid van deze franchiseketens zijn onderdelen van de samenwerking voor verbetering vatbaar.
Een nieuwe Franchise Gedragscode kan ertoe bijdragen dat de franchisesamenwerking in Nederland volwassen wordt.
Een deel van de Tweede Kamer (de PvdA, PVV en SP) vroeg minister Kamp om extra regelgeving die de positie van franchisenemers beter moet beschermen. Volgens die partijen is er ongelijkwaardigheid tussen de franchisenemer en de franchisegever, omdat die laatste vaak informatie achterhoudt over onder meer de financiële situatie van de keten. De franchisenemer kan zo voor verrassingen komen te staan.
Bij het duiden van misstanden in de franchisepraktijk gaat het om een minderheid van de franchiseketens waarvan de franchisesamenwerking niet werkt. Dit komt enerzijds doordat de betrokken franchisegevers "fout" bezig zijn en anderzijds veel franchisenemers te lichtvaardig de franchisesamenwerking zijn aangegaan. Hoewel de meeste franchiseketens naar behoren hun franchiseformule exploiteren, zou het benoemen van een aantal gedragsregels tot voordeel strekken van franchisesamenwerking.
Kamp vindt extra regelgeving niet nu nodig, omdat hij onder meer ondernemers niet wil belasten met meer regels. Ook vindt hij nu dat de huidige wetgeving volstaat.
Minister H. Kamp komt binnenkort met een brief gericht aan de Tweede Kamer waarin hij anticipeert op twee dingen:
1. een nieuwe Franchise Gedragscode en
2. een toegankelijk geschilprocedure.
Doelstelling is om correcte (rand)voorwaarden voor franchise te formuleren, die uiteindelijk ook gehandhaafd kunnen worden, zonder de gewone rechter in te schakelen.
Omdat de gedragscode een werkbaar document moet worden, zijn de betrokken franchisegevers en franchisenemers zelf aan zet om de zelfregulering te laten werken.
Waarom zelfregulering niet werkt
Van de ongeveer 750 formules in ons land zijn er ongeveer 128 franchisegevers lid van de Nederlandse Franchise Vereniging (NFV). Met alle goede bedoelingen en een positieve inbreng, geeft de NFV een té positief beeld van het reilen en zeilen van de Nederlandse franchisepraktijk. De NFV vindt aanvullende wetgeving niet nodig.
De positie van de NFV is er een van zelfregulering, waarbij de aangesloten leden, franchisegevers een set faire gedragsregels hanteren: de Europese Erecode inzake Franchising (Erecode). De leden dienen deze Erecode in acht te nemen. Franchisenemers kunnen geen lid worden van de NFV.
Zelfregulering veronderstelt zekere randvoorwaarden en kent een aantal zwakke plekken. Door acceptabele regels te creëren waarmee de leden-franchisegevers kunnen leven, worden er compromissen gesloten, met als resultaat dat de beoogde doelen niet altijd worden bereikt. Deze Erecode uit 1972 en aangepast in 2003, is opgesteld door de Europese Franchise Federatie (EFF) en is een set compromisregels van fair gedrag die zouden moeten gelden voor de leden van de 20 aangesloten nationale verenigingen. Deze verenigingen kunnen de Erecode, met enkele randvoorwaarden naar eigen goeddunken op onderdelen aanpassen. Dit gebeurt ook.
De werkingssfeer van deze zelfregulering is zeer beperkt. De niet bij de NFV aangesloten franchisegevers hoeven zich niets aan te trekken van de Erecode. Dit is 83% van de (franchise)formules in ons land. Daardoor kan voor de NFV franchisegevers een nadelig concurrentie effect ontstaan, als gevolg van het vrijere gedrag van de niet-gebonden franchisegevers. De Erecode is geen wetgeving in formele zin.
Daarnaast is de effectiviteit van zelfregulering afhankelijk gesteld van de handhaving - de juridische afdwingbaarheid - van de regels. Als bestuur van de NFV moet je dus niet te kritisch zijn op je leden, die het niet zo nauw nemen met hun taak als franchisegever. Anders zeggen deze hun lidmaatschap op.
Ook de inhoud van de gedateerde Erecode laat te wensen over en komt niet meer overeen met het bestendig gebruik in de franchisepraktijk van 2014. Het is dan ook jammer dat deze gedragsregels tot op heden niet zijn aangepast door de EFF.
Als het startpunt is dat de bestaande franchise zelfregulering nu niet werkt, is het zaak de oorzaken daarvan te inventariseren.
Ik benoem twee mogelijke oplossingen:
Oplossing 1. Condities creëren waaronder de zelfregulering in onze franchisepraktijk wel werkt en in aanzienlijke mate verbetert. Het opstellen van een werkbare nieuwe Franchise Gedragcode is daarbij een eerste vereiste. Daarnaast zal deze gedragscode door een toegankelijke geschillencommissie en/of de gewone rechter uiteindelijk gehandhaafd dienen te worden.
Oplossing 2. Aanvullende wetgeving gewenst?
Voor de wetgever geldt als uitgangspunt dat bijzondere wetgeving pas gemaakt mag worden, als algemene wetgeving niet kan voldoen. Effectieve bijzondere wetgeving zijnde geen compromis-regeling die geldt voor de gehele 'franchisebranche' verdient nader onderzoek. Daarbij moet er voor worden gewaakt, dat aanvullende wetgeving geen stagnerende effecten heeft op de franchisesamenwerking als zodanig. Overigens staan de meeste franchisegevers niet te springen om bijzondere franchisewetgeving.
Vooralsnog heeft zelfregulering de voorkeur indien er een Franchise Gedragscode komt, waarbij de inhoud rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van zowel de franchisegevers als die van de franchisenemers. Daarnaast dienen partijen hun franchisegeschil voor te kunnen leggen aan een toegankelijke geschillenbeslechtingscommissie.
© 1 september 2014, Jeroen Janssen.